De toe te passen laagdikten zijn in micron.
De maat heeft het symbool µm. Een micrometer is gelijk aan 10-6 meter, oftewel 0,000 001 meter, een miljoenste deel van een meter, of een duizendste deel van een millimeter. Oorspronkelijk was de benaming millimillimeter (mmm). De mmm werd in 1845 ingevoerd door de Nederlandse bioloog en geoloog Pieter Harting die een lengtemaat nodig had voor metingen aan zijn microscopische studieobjecten. De mmm werd later omgedoopt tot micron (symbool µ), vaak ook uitgesproken als mu. De benamingen micron en mu zijn niet (meer) officieel, maar worden nog steeds gebruikt.
Voor het SI werd uit de naam micron het SI-voorvoegsel micro gevormd, met symbool µ. Zodoende werden ook microgram (µg), microvolt (µV) enz. mogelijk. De micron werd toen officieel micrometer. Voor het gevoel geeft FINEX altijd aan; 1 micron is een twaalfde deel van de dikte van aluminiumfolie.
Door het aluminium te anodiseren kunnen we de oxidehuid vele malen dikker maken, van enkele tientallen nanometers tot tientallen micrometers. Deze dikkere oxidelaag is hard, slijtvast, zeer corrosiebestendig, elektrisch isolerend én je kunt de laag eventueel voorzien van een mooie kleur.
In 3 stappen valt de laagdikte als volgt te verduidelijken;
Stap 1 is dat het een aluminium profiel qua oppervlak volledig schoon gemaakt zal worden. Daarbij moet de aanwezige aluminium-oxidehuid worden verwijderd. Dit gebeurt in een reeks ontvettings-, beits- en spoelbaden. Na deze behandelingen is het aluminium oppervlak volledig schoon, vetvrij en ontdaan van de natuurlijke oxidehuid.
Stap 2 is dan het eigenlijke anodiseren, meestal in zwavelzuur. Het profiel wordt direct na het voorbehandelen ondergedompeld in een bad met zuur, meestal een zwavelzuur-oplossing met een temperatuur van rond 10 – 25 °C. Op het profiel wordt dan stroom gezet. Het profiel is de plus-pool (anode). De stroomdichtheid ligt rond 0,5 tot zo’n 2,5 A/dm2.
Hoe hoger de stroomdichtheid en/of hoe langer het proces duurt, des te dikker de anodiseerlaag.
Aan het oppervlak groeit een dikke, poreuze anodiseerlaag (aluminium-oxide) aan.
Door het groeien van de anodiseerlaag groeit het profiel in zijn geheel ook een beetje.
Globaal kunnen we stellen dat het profiel ongeveer met een derde tot de helft van de laagdikte groeit.
Eventuele reductie van de dikte door etsen met een zuur, om uiteindelijk op de oorspronkelijke maat uit te kunnen komen, noemt men het zogenoemde ‘maatvast anodiseren’. Bij het schoonmaken haalt men er soortelijk laagdikte vanaf en bij het anodiseren komt dit er weer bij.
De ontstane anodiseerlaag is poreus aan de bovenkant.
In deze poriën kan gemakkelijk kleurpigment worden aangebracht.
Het aanbrengen van kleurpigment noemen we ‘kleur-anodiseren’.
Als laatste stap worden de poriën afgesloten door het profiel onder te dompelen in een bad met heet water.
Hierdoor groeit de anodiseerlaag dicht en is het aanwezige kleurpigment opgesloten. Sealen noemt men dit.
Laagdikte houden ten nauwste verband met het doel, waarvoor wordt geanodiseerd.
In het algemeen kan worden gesteld dat hoe groter de laagdikte is, hoe beter het aluminium wordt beschermd tegen invloeden van buiten. Het is echter lang niet altijd nodig om erg dikke lagen aan te brengen.
Om hieraan een zekere richting te geven worden hieronder enige voorbeelden en omstandigheden genoemd met de daarbij aanbevolen laagdikte.
A 5 Deze laagdikte wordt vaak gebruikt voor onderdelen binnenshuis in een niet-agressieve omgeving of in de buitenlucht als er veel gereinigd wordt, bijvoorbeeld voor decoratieve onderdelen van voertuigen. Voor het laatste doel is A 10 echter meer geschikt.
A 10 Deze laagdikte moet worden gezien als een overgang tussen gebruik in een agressieve binnenatmosfeer en gebruik binnenshuis in een niet-agressieve atmosfeer en bij veel reinigen. De klassen A5 en A10 zijn bestemd voor toepassingen binnenshuis.
A 15 De klasse A15 is bestemd voor buitentoepassing in zeer milde buitenklimaten.
A 20 Dit is de standaard laagdikte voor toepassing buitenshuis, die het meest wordt toegepast.
Deze laagdikte wordt gebruikt voor licht industriële tot gemiddelde industriële klimaten of milde zeeklimaten.
A 25 Een anodiseerlaag van 25 µm dikte moet zeker worden toegepast als er sprake is van een agressieve atmosfeer.
Hierbij moet gedacht worden aan zware industrieklimaten en directe kustgebieden met een streng zeeklimaat.
De laatste tijd wordt in toenemende mate de laagdikte van 25 µm voorgeschreven door toenemende industrialisatie.
Voor alle buitentoepassingsklassen (A15-A25) is frequente reiniging noodzakelijk om de levensduur te kunnen waarborgen.
De levensduur van geanodiseerd aluminium van vergelijkbare kwaliteit en gebruikt onder vergelijkbare omstandigheden, blijkt in de praktijk soms uiteen te lopen. Dat wordt vooral veroorzaakt door een verschillende aanpak van het onderhoud en het reinigen.
De praktijk heeft aangetoond dat ook onder moeilijke omstandigheden geanodiseerd aluminium enige tientallen jaren dienst kan doen zonder noemenswaardige aantasting. Maar dan moet wel een goed reinigingsschema worden aangehouden.